2 Chronicles 22

1) Ahazia,

Zie boven, 2 Kron. 21:17.

2Ch 21.17

2) kleinsten zoon,

Dat is, den jongste van jaren. Vergelijk Gen. 19:31.

Ge 19.31

3) een bende,

Zie hiervan boven, 2 Kron. 21:16,17.

2Ch 21.16,17

4) eersten gedood.

Dat is, de oudste zonen van Joram. Boven, 2 Kron. 21:17, wordt alleen gezegd dat deze krijgslieden de zonen van Joram weggevoerd hadden; maar hier wordt nu bijgevoegd dat zij hen ook gedood hebben.

2Ch 21.17
5) Twee en veertig jaar

Hebreeuws, een zoon van twee en veertig jaar.

6) een jaar

Te weten, alleen. Gelijk sommigen afnemen uit 2 Kon. 8:26. Verstaande dat hij ook lang tevoren voor koning is erkend geweest, terwijl zijn vader tot de regering ongeschikt was. Doch hoe deze beide plaatsen eigenlijk zijn te vergelijken, is zeer duister.

2Ki 8.26

7) dochter van Omri.

Zo wordt zij ook genoemd; 2 Kon. 8:26. Versta, de dochter van Omri's zoon, namelijk Achab; zie de aantekening op 2 Kon. 8:26. De kindskinderen worden zonen en dochters genaamd van hun grootvaders. Zie Gen. 36:2, ja ook van al hun voorouders in de rechte linie opwaarts gerekend; gelijk te zien is Matth. 1:1; Luk. 13:16.

2Ki 8.26,26 Ge 36.2 Mt 1.1 Lu 13.16
8) ook in de wegen

Te weten, gelijk zijn vader Joram, boven, 2 Kron. 21:6.

2Ch 21.6
9) huis Achabs;

Te weten, die van het huis Achabs waren.

10) verderve.

Alzo is het Hebreeuwse woord genomen Exod. 12:13; Ezech. 25:15; Dan. 10:8.

Ex 12.13 Eze 25.15 Da 10.8
11) ook in hun raad,

Dat is, hij hoorde niet alleen hun afgodischen raad, maar hij deed ook daarnaar.

12) Ramoth

Ook genaamd Rama, in 2 Kron. 22:6, en 2 Kon. 8:29. Zie ook van deze stad 1 Kon. 4:13.

2Ch 22.6 2Ki 8.29 1Ki 4.13
13) Jizreel;

Een stad in den stam van Issaschar; van welke zie Joz. 19:18, en 1 Kon. 4:12, enz.

Jos 19.18 1Ki 4.12

14) [hij had] wonden,

Of, daar waren slagers geweest, die hem bij Rama geslagen hadden, enz. Versta door dezen de Syri‰rs; 2 Kon. 9:15.

2Ki 9.15

15) Azarja,

Anders genaamd Ahazia, boven, 2 Kron. 22:1,2; idem Joahaz, boven, 2 Kron. 21:17.

2Ch 22.1,2 21.17
16) vertreding

Of, vertrapping; dat is, de ombrenging van Ahazia, waardoor hij tenondergebracht en gelijk vertrapt was; van welke zie onder, 2 Kron. 22:9.

2Ch 22.9

17) van God,

Te weten, als van een rechtvaardig rechter, die de zonden der mensen, door hun eigen, vrijwillig en onbedwongen bedrijf, pleegt te straffen. Vergelijk hiermede 1 Kon. 12:15, en de aantekening daarop.

1Ki 12.15

18) dat hij tot Joram kwam;

Dat is, welke vertreding, of ombrenging geschied is doordien Ahazia tot Joram gekomen en niet tehuis gebleven was.

19) gezalfd had,

Te weten, door het bevel, dat Hij den profeet Elia gegeven had, 1 Kon. 19:16, en Elia door Elisa uitgevoerd heeft; 2 Kon. 9:6.

1Ki 19.16 2Ki 9.6
20) oordeel uitvoerde

Dat is, straf, die God Jehu over het huis Achabs uit te voeren belast had. Alzo boven, 2 Kron. 20:9, zie de aantekening.

2Ch 20.9

21) zonen der broederen

Zij worden 2 Kon. 10:13 de broeders van Ahazia genoemd; zie aldaar de aantekening.

2Ki 10.13
22) zocht hij Ahazia,

Zie de verklaring van 2 Kron. 22:9, 2 Kon. 9:27.

2Ch 22.9 2Ki 9.27

23) begroeven hem;

Dat is, zij lieten toe dat men hem naar Jeruzalem zou voeren, om aldaar begraven te worden.

24) met zijn ganse hart

Vergelijk boven, 2 Kron. 15:12.

2Ch 15.12

25) die kracht

Misschien omdat zij te jong waren, wien het koninkrijk van opvolging wege toekwam, of omdat de macht van Athalia te groot was.

26) Toen Athalia,

Zie de verklaring hiervan en der volgende verzen, 2 Kon. 11:1,2,3.

2Ki 11.1,2,3

27) het koninklijke zaad

Hebreeuws, het zaad des koninkrijks.

28) Jozabath,

Hebreeuws Jehoschabath; anders ook genaamd Jehoscheba; 2 Kon. 11:2.

2Ki 11.2

29) des konings,

Namelijk, van Joram, den zoon van Josafat, en dienvolgens de zuster van Ahazia; 2 Kon. 11:2.

2Ki 11.2

30) Joas,

Anders, Jehoasch; 2 Kon. 12:2.

2Ki 12.2

31) voedster

Die hem gezoogd had, of nog zoogde; want hij was maar ‚‚n jaar oud. Vergelijk onder, de aantekening 2 Kron. 23:1.

2Ch 23.1

32) slaapkamer;

Hebreeuws, een kamer der bedden. Zie de aantekening 2 Kon. 11:2.

2Ki 11.2

33) Jojada

Hebreeuws, Jehojada. Zie van dezen 2 Kon. 11:4.

2Ki 11.4
34) hen verstoken

Versta, dat Joas met zijn voedster bij den hogepriester en zijn vrouw, in een der kamers, die aan den tempel stonden, heimelijk is bewaard en opgevoed geweest.

35) het land.

Namelijk, van Juda.

Copyright information for DutKant